Welke productie-installaties vereisen een vergunning

De bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de federale minister van Energie op advies van de CREG.

Onder « installatie » moet worden begrepen « elke installatie of geheel van installaties met laag vermogen die zich op dezelfde site bevinden en bestemd zijn voor elektriciteitsproductie ».

De voorafgaande toekenning van een vergunning is ook vereist voor verbouwingen of andere aanpassingen van installaties, indien deze aanpassingen of verbouwingen aanleiding geven tot een toename met meer dan 10 % van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie of met meer dan 25 elektrische megawatt van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie.

Vrijstelling

De bouw van nieuwe installaties is vrijgesteld van de voorafgaande individuele vergunning wanneer het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie lager is dan of gelijk is aan 25 elektrische megawatt. Voor dergelijke installaties moet er vooraf wel een verklaring aan de CREG en de federale minister voor Energie of de afgevaardigde ervan worden verzonden waarin het netto ontwikkelbaar vermogen en de locatie van de installatie wordt vermeld.

Aan wie moet een vergunningsaanvraag worden gericht

De aanvragen voor individuele productievergunningen moeten worden gericht aan de FOD Economie die het dossier voor advies zal voorleggen aan de CREG.

De federale minister van Energie beslist uiteindelijk over het al dan niet toekennen van de vergunning.

Wat zijn de verplichtingen van de houder van een productievergunning

De houders van een vergunning moeten:

  1. gedurende meer dan twee jaar niet zonder rechtsgeldige reden de installatie tot stilstand brengen of afzien van de exploitatie
  2. alle nodige maatregelen nemen voor de vrijwaring van de veiligheid van de installatie, zowel tijdens de bouw als tijdens de exploitatie ervan en bij de stopzetting ervan
  3. de statuten kiezen of aanpassen van de residente vennootschap ten gunste waarvan de vergunning is afgeleverd en waarvan de activiteit hoofdzakelijk of in tweede instantie bestaat uit de productie van elektriciteit met het oog op de verkoop ervan, derwijze dat deze vennootschap belastingplichtig is in het kader van de vennootschapsbelasting
  4. jaarlijks aan de minister of zijn afgevaardigde de nodige administratieve gegevens bezorgen om België in staat te stellen te voldoen aan zijn verplichtingen inzake het meedelen van informatie aan de Europese Commissie, die voortvloeien uit de richtlijnen betreffende de organisatie of de werking van de elektriciteitsmarkt
  5. jaarlijks aan de CREG de technische en economische gegevens overmaken die nodig zijn voor de uitwerking van het indicatief programma van de productiemiddelen.

Herziening, intrekking, overdracht en verval van de vergunning

Herziening

Een installatie waarvoor een vergunning bestaat moet het voorwerp uitmaken van een aanvraag tot herziening van de toegekende vergunning in geval van :

  • wijziging betrekking heeft op een verandering van de primaire energie die wordt aangewend
  • toename met meer dan 10% van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie of met meer dan 25 elektrische megawatt van het netto ontwikkelbaar vermogen van de installatie, of
  • ingrijpende verandering van de productietechnologie. 

Intrekking

De rechten die aan de vergunning verbonden zijn eindigen door intrekking van deze titel wegens ontzetting of verzaking door de houder. De CREG kan de minister van Energie tevens de intrekking van een vergunning voorstellen indien de houder niet meer voldoet aan de bepalingen van het koninklijk besluit. 

Overdracht

De houder van een vergunning moet een notificatie richten aan de FOD Economie en aan de CREG in geval van overdracht van de installatie door verkoop, totale of gedeeltelijke overdracht, verdeling, leasing of verhuur of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder van de vergunning. 

Verval

De vergunning vervalt van rechtswege indien de exploitatie van de installatie niet gerealiseerd is binnen een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de datum van het ministerieel besluit tot toekenning.